Financieel adviseurs: belast vermogen op werkelijk rendement

Het Verbond van Financiële Beroepsorganisaties (VFBO) pleit voor aanpassing van de belastingheffing in box 3. Vermogen zou belast moeten worden op basis van het werkelijk gerealiseerde rendement in plaats van een fictief rendement. Die aanpassing van de fiscale regels is op de korte termijn mogelijk, zo wijst onderzoek uit, in elk geval voor vermogen dat bij financiële instellingen in Nederland staat.

Driekwart van de financiële adviseurs zou een dergelijke aanpassing van de regels toejuichen. Dit blijkt uit een representatieve enquête onder de VFBO-achterban. Het VFBO versterkt de positie van meer dan 10.000 financieel adviseurs en financieel planners met ieder hun eigen specialisme en ondersteunt hen bij het leveren van deskundig integraal financieel advies.

Deze adviseurs zien het meeste heil in een vermogenswinstbelasting (VWB), meer nog dan een vermogensaanwasbelasting (VAB). Zowel bij de vermogenswinst-, als bij de vermogens-aanwasbelasting worden de vruchten uit het vermogen belast; zoals rente, dividend, huur en pacht. Het verschil is de waardeontwikkeling van de vermogensbestanddelen, waarbij waardeontwikkeling van spaargeld niet aan de orde is. Bij de VWB wordt er afgerekend over de gerealiseerde waarde bij de verkoop van het vermogensbestanddeel. Bij VAB wordt jaarlijks de waardestijging van de beleggingen in de belastingheffing meegenomen, ongeacht de realisatie van verkoopwinst.

Met de huidige forfaitaire heffing heeft de overgrote meerderheid van de adviseurs, net als hun klanten, weinig op.

Aanleiding enquête

Het VFBO heeft de enquête onder haar achterban uitgezet naar aanleiding van twee recente onderzoeken naar de belastingheffing in box 3. Eén van die onderzoeken, het PWC-rapport, gaat over de praktische uitvoerbaarheid van belastingheffing over het werkelijk behaalde rendement. Op dat punt scoort de vermogenswinstbelasting het best.

Wel geeft het PWC-rapport aan dat gegevens over het rendement uit onroerende zaken en overige bezittingen lastiger te verzamelen zijn dan data over spaartegoeden en beleggingen. Heffing over het werkelijke rendement is moeilijker uit te voeren als bijvoorbeeld informatie uit het buitenland (deels) niet of niet tijdig beschikbaar is. Uit het oogpunt van eenvoud en eenduidigheid zou de huidige forfaitaire heffing voor deze vermogenscategorieën (voorlopig) kunnen blijven bestaan.

Politiek aan zet

Een ander onderzoek richtte zich op de zogeheten ‘tegenbewijsregeling’. Die zou de groep belastingplichtigen van wie het vermogen in box 3 (nagenoeg) uitsluitend bestaat uit spaargelden de mogelijkheid geven zelf aan te tonen wat hun werkelijke rendement is geweest over enig belastingjaar. Op basis van de conclusies van het onderzoek noemt staatssecretaris Vijlbrief in een brief aan de Tweede Kamer invoering van een tegenbewijsregeling echter onwenselijk.

De staatssecretaris schuift aanpassing van de belastingheffing in box 3 door naar een volgend kabinet. Het VFBO vindt dit niet acceptabel en pleit voor spoedige invoering van belastingheffing over het werkelijk rendement, in ieder geval voor vermogen dat bij financiële instellingen in Nederland staat. “Volgens de onderzoeken is dit mogelijk”, zegt VFBO-vicevoorzitter Anneke Janssen. “De politiek is aan zet!”

In discussie met politiek op 7 oktober

Het VFBO houdt op donderdag 7 oktober 2021, tussen 12.00 en 13.00 uur, een online paneldiscussie over de belastingheffing in box 3. Adviseurs kunnen dan met politici, wetenschappers en andere stakeholders in gesprek gaan over de resultaten van de enquête, de onderzoeken en de mogelijke voorstellen voor box 3 in het nieuwe Regeerakkoord.

Nieuwsoverzicht